Wie een vredeoffer wil aanbieden en daarvoor een rund neemt, mag een koe of een stier nemen, maar het dier dat de HEER wordt aangeboden mag geen enkel gebrek hebben. Degene die het offer aanbiedt, moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten binnen de omheining van de ontmoetingstent, waarna de priesters, de zonen van Aäron, het bloed tegen de zijkanten van het altaar gieten. Een deel van het vredeoffer moet als offergave aan de HEER worden aangeboden:
het vet rond de buikholte en al het vet aan de ingewanden, de beide nieren met het niervet bij de lendenspieren, en de kleinste lob van de lever, die samen met de nieren moet worden verwijderd. De zonen van Aäron verbranden dit alles samen met het brandoffer dat op het houtvuur op het altaar ligt, als een geurige gave die de HEER behaagt.